Journalistieke publicaties

Recensies

 

Recensies van romans, essaybundels en toneelstukken in SurplusTrouw, Biografie Bulletin en De Morgenster.

 

 

Over Zeepijn van Charlotte Mutsaers: 'Ruisend groen...'

 

 

Ruisend groen

 

Wat is het verband tussen een oorlel en kunstbeschouwing, een dennenappel en jeugdleed, een kapper en De Schreeuw van Munch? In teksten die ‘steken als spelden, dansen als kaarsvlammetjes en ruisen als de zee’ geeft Mutsaers op haar eigen onnavolgbare wijze het antwoord.

 

In Kersenbloed (1990) wees Mutsaers er al op: achter het detail kan een veel groter drama schuilgaan dan achter het geheel. Als voorbeeld geeft ze het gebruik van het lidwoord ‘de’ in haar roman De Markiezin (1988). ‘Pappa klinkt lief en de moeder klinkt koel en zo is het ook bedoeld. Het simpele lidwoord "de" toont precies de stand van zaken.’

 

In haar laatste essaybundel, Zeepijn, komt de waarde van het detail weer ter sprake, evenals ‘de moeder’. Ter sprake brengen is te zwak uitgedrukt. Zeepijn kan gezien worden als een pleidooi voor de stelling dat ‘de persoonlijkheid, de originaliteit en het genie van een kunstenaar juist dáár om de hoek komen kijken waar je het het allerminst verwacht: in het detail’.

 

In Zeepijn volgt Mutsaers het spoor van schijnbaar triviale zaken als de dennennaald en de pijnappel, en in het verlengde daarvan het ruisen van de dennenboom en de zee. Ze vraagt zich af welke betekenissen deze zaken voor haar hebben. Een eenduidig antwoord mag je niet verwachten. Bij Mutsaers is eenduidigheid altijd ver te zoeken, of het nu om de taal, de methode of de betekenis gaat. Ze laat zich nergens op vastpinnen. Haar essays zijn evenmin echte verhandelingen. Ook hebben ze niets weg van het wetenschappelijke verslag of de persoonlijke ontboezeming, terwijl Mutsaers wel degelijk serieus en persoonlijk is en niet zonder methode te werk gaat.

 

Wiegende zeemeermin
In zorgvuldig gekozen formuleringen, die nergens gekunsteld aandoen, toont Mutsaers haar persoonlijke lees- en schrijfervaringen. Daarbij levert ze fel commentaar op allerlei bestaande drogredenen en misstanden, of betuigt ze juist haar liefde voor de zienswijze van een door haar bewonderde  schrijver of kunstenaar. Met een scherp oog voor het bizarre en ongerijmde volgt ze haar onverschrokken liefde voor ruisend groen en water. Mutsaers doorbreekt bestaande hiërarchieën om haar eigen samenhang daarvoor in de plaats te stellen. Het gaat haar niet om het poneren van wijsheden maar om het creëren van een ruimte waarin de geest een verheven vlucht kan nemen, net zoals het tijdens een boswandeling niet zozeer om de bomen gaat, maar om wat zich ertussen bevindt: ‘het is de dennenruimte die het hem doet’.

 

Ruisend groen als kloppend hart? Het lijkt er veel op. Als zoveel schrijvers met wie Mutsaers zich verwant voelt ‘zich minstens eenmaal in hun leven op de pijnboom hebben verlaten’, als een pijnappel haar heeft behoed voor de verdrinkingsdood en als het geluid van een ruisend dennenbos haar in de armen van een wiegende zeemeermin drijft, moet het wel zo zijn. Het detail prikkelt Mutsaers’ verbeelding en kritische geest; als vanzelfsprekend belandt ze via de dennenappel bij de bedrieglijkheid van de vrije wil, de waanzin van de dierenjacht, de angst voor de onttovering en de kracht van de verbeelding.

Het dennenspoor loopt niet alleen door de boeken van geliefde schrijvers, maar gaat door tot het gezin. Dan blijkt dat zelfs de vrolijk opgetuigde kerstboom een schaduwzijde heeft die wordt gevormd door een vader, een kind en de moeder. Deze constellatie duikt overal op, ook in haar romans. Een anekdote uit haar verleden zet de verhoudingen schrijnend goed neer. Wanneer de jonge Mutsaers een te grote kerstboom koopt en deze met veel moeite naar huis sleept, komt die in de hal vast te zitten. Terwijl ze haar kerstmis in duigen ziet vallen, gaat haar moeder een bijl halen waarmee ze zich vloekend en tierend een weg naar haar toe baant. Mutsaers omschrijft dit als ‘haar eerste poging tot toenadering in tien jaar’. Een tragikomische scène die het prima had gedaan in Peenhaar, een roman van de door haar zeer gewaardeerde schrijver Jules Renard. En een goed voorbeeld van het verpletterende effect dat de combinatie van humor en ernst kan hebben; droef en grappig in één beweging.

 

In: Surplus, nr. 1999