Wetenschappelijk werk

Carry van Bruggen, 'Verhalend proza'

    

Artikel over Carry van Bruggen en Virginia Woolf in Nieuwsbrief, een alumniblad van de Vrije Universiteit.

 

 

 

Carry van Bruggen, Verhalend proza

 

'I begin to see that our generation – yours and mine V., owed a great deal to our fathers’ religion.' (Maynard Keynes in gesprek met Virginia Woolf, zie The Diary of Virginia Woolf, 19 april 1934.)

 

In 1934 bespreken Virginia Woolf en Maynard Keynes de morele voordelen van een opvoeding die doordrongen is van christelijke deugden en waarden. Volgens Keynes combineerden hij en Woolf door die opvoeding het beste van twee werelden: ‘We destroyed Xty & yet had its benefits.’ De generatie na hen ontbeerde morele strengheid, historisch besef en gevoel voor traditie en continuïteit. Zonder die vormende waarden wordt het leven platvloers, als van honden die alleen nog maar door hun lusten worden aangestuurd, aldus Virginia Woolf in haar dagboek.

 

Had Carry van Bruggen aan dit gesprek deelgenomen dan zou ze vast instemmend hebben geknikt en vervolgens zijn losgebarsten in een overrom-pelend betoog over de behoefte van de mens aan groepsvorming, over het willen behoren tot een collectiviteit  – politiek, religieus, maatschappelijk of anderszins – en over de volstrekte overgave en onderwerping die dat vereist. Daarbij zou ze vast niet hebben nagelaten haar persoonlijke situatie breed uit te meten, want net als Virginia Woolf wortelde zij in religieuze grond, zij het van een andere orde. Terwijl Woolf behoorde tot de ‘upper middle class’ en zich had te ontworstelen aan de beperkingen die de victoriaanse beschaving haar oplegde, werd Van Bruggens jeugd grotendeels bepaald door haar afkomst uit een provinciaal-joods milieu.

 

Een gehaat en geliefd verleden
Hoe Van Bruggen zich verhield tot een tegelijk gehaat en geliefd verleden en zich ontwikkelde tot een schrijver met een eigen zwaar bevochten levensvisie is nu weer na te gaan dankzij een heruitgave van haar werk in de Deltareeks. De Deltareeks bevat uitgaven van gezonken klassiekers uit de Nederlandse letterkunde, mooi verzorgd én permanent verkrijgbaar. Samensteller J.M.J. Sicking schreef een verhelderend nawoord en koos boeken die Van Bruggens ontwikkelingsgang in beeld brengen: De verlatene (1910), Het huisje aan de sloot (1921) en Eva (1927).


De verlatene beschrijft de conflicten binnen een orthodox joods gezin, de worsteling van de kinderen met de talloze regels en geboden van de religieuze voorschriften, de vijandige, vernederende houding van niet-joodse kinderen en volwassenen, en de twijfels en vragen over de eigen identiteit. In Het huisje aan de sloot speelt de positiebepaling van een jong joods kind in een niet altijd vriendelijke omgeving ook een rol, maar staat de verwondering om soms ogenschijnlijk gewone voorvallen centraal. In Eva leiden de verwondering en twijfel en de intense beleving van mens en natuur tot een levensvisie die leidraad wordt. De drie boeken laten zien hoe een vertwijfeld kind uiteindelijk mét begrip terugkeert naar datgene wat het eerst zonder begrip aanvaardde en vervolgens zonder begrip verwierp. Bewustwording is een kringloop, zo betoogt Van Bruggen in haar filosofische hoofdwerk Prometheus: de zelfbewuste, kritische mens komt weer uit bij zichzelf, bij de eigen subjectieve overtuigingen, maar dan mét inzicht in de aard van eigen doen en laten.

 

Gelijkgestemden
Daar was het Van Bruggen, en Virginia Woolf ook, om te doen: zelfinzicht. Daarbij hoorde een strijd tegen verstarde vormen van groepsdenken. Eenmaal los van het joodse geloof was er geen enkele groepering waarbij Van Bruggen zich blijvend wilde aansluiten. Dit wil echter niet zeggen dat zij en Woolf het zonder gelijkgestemden konden stellen, integendeel. Deze hyperindividualisten waren afhankelijk van de geestverwanten die ze binnen hun familie- en vriendenkring en onder hun lezers aantroffen. In hun romans stelden ze steeds weer dezelfde vragen aan de orde. Wat is vriendschap? Wat is liefde? Is het mogelijk een ander te leren kennen? Is het mogelijk jezelf aan een ander over te dragen? Hun personages worden als magneten heen en weer getrokken door tegenstrijdige krachten, dan weer wanhopig hunkerend naar wezenlijk contact, naar het volledige opgaan in, versmelten met een ander, om zich vervolgens vervuld van afschuw, schaamte en schuldgevoel af te wenden van hun medemens.

 

Heen en weer pendelend tussen verleden en heden ontwierpen Woolf en Van Bruggen hun eigen fictionele werelden. Zowel in Eva als in het bijna gelijktijdig verschenen To the Lighthouse (1927) staat een vrouw centraal die voortdurend terugblikkend vorm en zin probeert te geven aan haar bestaan. In deze romans beschrijven Woolf en Van Bruggen het leven als een evenwichtskunst, alleen vol te houden dankzij een onverwoestbaar geloof dat er ergens samenhang en eenheid moet zijn. Al zoekende ondergaan hun personages extreme emoties, van diepe wanhoop tot intense opwinding en extase. Wat ze uiteindelijk ontdekken tonen de schrijvers ieder op hun eigen manier aan de lezers. Van Bruggen verpakt haar overtuigingen in vaak dwingend geformuleerde inzichten - haar neiging ‘de wet’ uit te willen leggen schreef zij toe aan het joodse in haar. Woolf verzoekt de lezer, geheel conform de Engelse beleefdheidseisen, uiterst vriendelijk een wereld te betreden waarin oneindig veel te beleven is. 

 

Volledige overgave
Hoe verschillend hun persoon en werk ook zijn, Woolf en Van Bruggen komen heel dicht bij elkaar in de buurt als het om denkkracht, stilistisch vermogen en gedrevenheid gaat. Zij hebben allebei onvoorstelbaar hard gewerkt, maar vragen daar wel iets voor terug, namelijk volledige overgave van hun lezers. Deze lezers moeten al hun vooroordelen aan de kant zetten en partij zijn van begin tot eind. Een recensent van Woolf heeft ooit aangegeven hoe een Woolf-debutant zich aan haar werk dient te zetten. Zijn handleiding kan ook gelden voor de argeloze Van Bruggen-lezer. Wie voor het eerst Eva ter hand neemt, moet de behoefte meteen te willen begrijpen wat hij gaat lezen onderdrukken. Hij moet eraan beginnen met ‘the mood as one of complete receptivity’. Een eerste lezing levert nog geen begrip, maar wel een doorslaggevende indruk op, ‘an impression of certain sounds, lights, colours, scents, which, although unusual and unexpected, so, in the mass, form a new territory of the mind’.

Wat een uitdaging voor veel hedendaagse lezers… zich met volledige aandacht te richten op slechts één activiteit: lezen! Maar wat een vooruitzicht tegelijk, want deze lezer wordt direct beloond. Hij hoeft alleen maar het gelezene te ondergaan, en dan komt het begrip vanzelf. Met de juiste leeshouding zullen er op den duur momenten ontstaan waarop de lezer, samen met de heldin, zal zinderen ‘at the approach to truth’.

 

Carry van Bruggen, Verhalend proza. De verlatene, Het huisje aan de sloot, Eva. Bezorgd door J.M.J. Sicking. Amsterdam: Van Oorschot, 2007. (Delta-reeks). 608 blz., € 34,90

In: Nieuwsbrief nr. 34, 2009